07 mei Technologie moet petrochemie veiliger maken
Samen veiligheid heruitvinden en deze met nieuwe technologische hulpmiddelen op een nog hoger niveau brengen. Die oproep doet Anton van Beek, president van Dow Benelux en voorzitter van Veiligheid Voorop aan de chemische industrie als geheel, in het kader van het programma Duurzame Veiligheid 2030. Van Beek pleit onder meer voor het met drones, sensoren en slimme software beperken van de ‘menselijke factor’ tot een minimum. Met als ambitie het aantal ongevallen in de sector terug te brengen naar nul in 2030.
Het programma DV 2030 komt voort uit de afspraak in 2016 tussen de (petro)chemische industrie, overheid en wetenschap om samen de veiligheid in de sector duurzaam en significant te verbeteren. Het programma omvat vijf roadmaps: duurzaam assetmanagement, integrale uitvoering van beleid, een transparante en beveiligde chemiesector, ruimte voor (petro)chemieclusters en een hoogwaardig kennissysteem voor de chemie. Bij het opstellen van de roadmaps is ook gekeken naar het effect van de energietransitie en straks het Klimaatakkoord op de chemische industrie, licht Van Beek toe. Deze zullen investeringen in nieuwe technologieën met zich meebrengen. De Dow Benelux-topman spreekt daarom van het analoog met de energietransitie realiseren van een fundamentele shift in het veiligheidsbeleid in de sector.
Een belangrijk onderwerp bij duurzaam assetmanagement noemt Van Beek onderhoudsoptimalisatie van bestaande installaties, zodat die ook in 2030 nog steeds ’state of the art’ zijn net als de bijbehorende veiligheidscultuur. “Wij moeten oppassen dat in de buitenwereld niet de verkeerde perceptie postvat dat de honderden miljoenen die de sector in het kader van de energietransitie steekt in nieuwe technologie en processen, bedrijven minder geld spenderen aan het onderhoud van bestaande assets. Dat is beslist niet zo. Want ook met die nieuwe technologieën zijn de bestaande assets in 2030 en ook daarna nog hard nodig en moet de veiligheid daarvan nog op topniveau zijn, net als van die nieuwe assets. Zowel voor het bedrijf en zijn medewerkers als voor de omgeving.”
Om de veiligheid van de industrie inzichtelijk te maken voor de overheid en andere betrokkenen brengt de VNPI momenteel in kaart hoe het nu met de bestaande assets in de sector is gesteld. Bedrijven meten dit natuurlijk zelf periodiek ook, maar ieder op zijn eigen manier. Het voordeel van deze ‘nulmeting’ voor de hele sector is dat die gebeurt aan de hand van dezelfde methodologie, legt Van Beek uit. ”Aan de hand van die objectieve analyse van de huidige situatie kan iedereen zien hoe veilig de installaties zijn en hoe deze, indien nodig, dankzij duurzaam assetmanagement straks nog veiliger worden.”
Statistieken wijzen uit dat ongevallen in de industrie vaak worden veroorzaakt door menselijke fouten. Van Beek is daarom voorstander van het versnellen van de technologische kant van veiligheidsmanagement door nieuwe technologieën zoals slimme software, drones voor onbemande inspecties van opslagtanks en sensoren voor het realtime monitoren van installaties die de ‘menselijke component’ ondersteunen of zelfs vervangen. “Robotisering levert een veel completer beeld op van hoe assets ervoor staan, zoals mijn robotstofzuiger thuis nog pluisjes vindt ook al is het huis net zorgvuldig met de hand gestofzuigd.”
Ter voorkoming van menselijk falen pleit de Dow-topman ook voor technologie die personeel in werksituaties ondersteunt. Bijvoorbeeld intelligente brillen zoals Google Glass die medewerkers on the spot precies tonen wat ze moeten doen zodat die daarvoor niet telkens door een stapel procedures hoeven te ploegen. En zoals piloten oefenen in een vluchtnabootser, vindt Van Beek dat personeel in de chemiesector werkprocessen virtueel moet kunnen trainen in een simulator. Zo’n safety simulator voor bestaande en nieuwe technologieën moet er – oordeelt hij – komen voor de hele sector. Overheid, onderwijs en bedrijfsleven moeten er volgens hem samen voor zorgen dat die simulator er komt: “De ambitie van nul incidenten is alleen haalbaar als stakeholders onderling nauw samenwerken en oplossingen met elkaar delen.”
Bron: VNPI